Ornamenten in de 15e en 16e eeuw

Al in de 15e en 16e eeuw werd er gewerkt met ornamenten voor drukwerk.

Een aantal ornamenten van Rosart zijn afkomstig uit de 15e en 16e eeuw. Dat zijn vooral de eerste ornamenten die hij maakt, getoond in zijn letterproeven van 1740 en 1742.

Afbeelding uit de letterproef van Rosart van 1742.
Hiernaast ornamenten uit de 16e eeuw.

Ornamenten werden in boeken al in de middeleeuwen aangebracht. Monniken versierden de handgeschreven boeken met randen, bloemvormen, initialen. Het maakte de boeken fraaier en feestelijk, en dat gaf ook een zekere struktuur aan de teksten.

Toen de eerste boeken gedrukt werden, bracht men de versieringen na het drukken van de tekst met de hand aan. In een volgende fase werden met houtsneden illustraties en ornamenten toegevoegd, waarvan de contouren met de hand werden ingekleurd. Ook gebruikte men de rooddruk om in een tweede drukgang rode symbolen, ornamenten en leestekens toe te voegen.


Pagina uit het Quincuplex Psalterium, in 1509 gedrukt door Henri Estienne in Lyon. Een van de eerste voorbeelden van typografische ornamenten die zijn samengesteld uit onderdelen. De rooddruk voegt intialen en ornamenten toe aan de tekst.

De Duitse drukker Ratdolt drukt in Venetië in 1478 voor het eerst met losse ornamenten, hier nog in hout gesneden: Regiomontanus Deutscher Kalender.

Eind 15e eeuw zijn veel van de eerste Duitse drukkers naar Venetië gegaan. Ook Aldus Manutius begon er een drukkerij in 1494. Door de contacten tussen Venetië en Constantinopel kwamen er veel oosterse handwerkslieden terecht in de drukkerijen van Venetië, zij brachten arabeske ornamenten en versieringen aan op boekbanden. Deze vormen waren ontwikkeld uit het kalligrafische arabische schrift.

De complexe arabeske vormen werden door Aldus voor zijn klein-formaat boeken teruggebracht tot een aantal kleinere en minder complexe ornamenten, de piccoli ferri, later in Frankrijk petits-fers genoemd. Deze werden gesneden en gegoten op dezelfde wijze als letters.

De decoratie van het binnenwerk van boeken veranderde op twee manieren in de zestiende eeuw. Ten eerste kwamen er nieuwe motieven, van Islamitische en Byzantijnse bronnen, zoals gedraaide gestileerde bladeren en stengels (arabesken) en motieven uit de Oudheid, zoals kransen en druivenbladeren.

Ten tweede kwamen er ligaturen, letters met accenten en leestekens beschikbaar voor de drukker en werden er meer ornamenten gegoten. De drukker kregen de beschikking over de eikel, asterisk, kruis, dolk, diamant, druivenblad, bladeren, ruit, rozet, klaverblad, en arabesken.

Deze aldines zijn vanaf de 16e eeuw in gebruik geweest. Ze namen ook nu nog deel uit van verschillende digitale fonts. De naam lijkt te verwijzen naar Aldus Manutius, maar hij heeft ze nooit gebruikt.

Deze 16e eeuwse ornamenten worden toegeschreven aan Granjon, mogelijk heeft hij deze zelfs tijdens een verblijf in Antwerpen voor Plantin gesneden. Monotype heeft ze opnieuw gesneden en gegoten in 1930. Granjon gebruikte deze ornamenten om er diverse composities mee te maken.
Pagina uit Arte de Ben Morire, 1478, Verona.

Een mooi voorbeeld van het gebruik van typografische ornamenten is dit uitbundige gebruik ervan. Uit Verona, 1478, uit het boek Arte de Ben Morire, door Giovanni en Alberto Alvise.